Vrijdagochtend om acht uur stond ik bij de slager in Goes. Voornamelijk om een belofte in te lossen bij Lucien Burm in Amsterdam. Al een aantal keren hebben wij het namelijk gehad over “Zeeuws spek”. Iets waar hij erg van houdt en waar ik als Zeeuw natuurlijk eenvoudig aan kan komen. Tenminste, dat dacht ik. Maar niets blijkt minder waar. “Zeeuws spek” blijkt namelijk helemaal niet te bestaan. Mijn opgetrokken wenkbrauwen waren het teken voor de slager om van wal te steken. Om te vertellen over oude Zeeuwse boeren en Groninger collega’s. Of West-Friese zo gewild. Over de eigen smaak van elke slager en de eenvoud van het recept die het zo makkelijk maakt voor een slager om zijn eigen versie naar zijn eigen smaak te maken. Daarna ging het al snel verder over mijn activiteiten en over contant geld, pinpassen en andere zaken. Leuk, gemoedelijk en heel vriendelijk.

Deze slager nam de tijd voor mij. Iets dat veel bedrijven missen. Zo was ook zijn eigen aanklacht in de richting van zijn bank. Hij had ook efficiënter te werk kunnen gaan. Mij snel een stuk van zijn versie van het spek toestoppen naar aanleiding van mijn vraag en dan terug naar zijn eigen producten. Sneller en makkelijker. Maar niet effectiever. Want had hij dat gedaan, dan zou ik er waarschijnlijk nooit meer komen. Nu ligt dat anders. Ik ben nooit eerder bij die slager geweest, maar de volgende keer dat ik wat speciaals nodig heb, zal ik zeker bij hem langsgaan. Want voor mij is hij het toonbeeld van wat een slager moet zijn. Iemand met passie voor zijn product en de wens om mij te helpen aan dat waar ik eigenlijk naar op zoek ben. Een instelling die elke onderneming zich eigen zou moeten maken.